Het was weer tijd voor de APK. Niet die van mijn auto, maar van mijn zoon. Met andere woorden: we moesten naar het consultatiebureau.
Nu heb ik daar meestal geen problemen mee, maar ik zie altijd op tegen afspraken waarbij er gevaccineerd moet worden. Daarnaast vind ik de tijden van de afspraken rampzalig. Ze vallen om een of andere reden altijd tijdens zijn slaapje.
Dat is deze keer niet het geval. Zoonlief heeft namelijk besloten om een slaapje over te slaan. Met een moe kind betreed ik dan ook de snikhete wachtruimte. Een peuter crosst rakelings langs ons op zijn loopfiets. Ik kies voor een aankleedkussen ver uit zijn buurt om mijn zoon uit te kleden.
‘Heeft u luier nummer vier?’ hoor ik de enige vader aan de assistente vragen.
Ze schudt haar hoofd.
‘Ik heb wel luiers bij me,’ bied ik aan.
Ik ben nog maar amper uitgesproken of de man staat naast me bij het aankleedkussen. Ik reik hem een luier aan.
‘En de billendoekjes ook,’zegt hij terwijl hij het bijna lege pak van het aankleedkussen grist.
De assistente kijkt me veelbetekenend aan terwijl de man naar hartenlust gebruikmaakt van de schaarse hoeveelheid billendoekjes.
Na tien minuten worden mijn zoon en ik in de spreekkamer van de arts geroepen.
‘Hallo, meis,’ zegt ze stralend tegen mijn zoon.
‘Hij is een jongen,’ zeg ik scherp.
‘O, sorry. Hij heeft ook zoveel krullen.’
Mijn zoon zit als een zoutzak voor haar. Zijn ogen zijn bijna spleetjes, zo moe is hij.
‘Zegt hij weleens wat?’ vraagt de arts onderzoekend.
‘Normaal gesproken kletst hij er op los. Hij heeft vanochtend alleen niet geslapen en is nu doodmoe.’
‘Hm,’ is haar oordeel.
Ze probeert hem tijdens het onderzoek nog een aantal keer uit de tent te lokken, maar zoonlief houdt zijn lippen stijf op elkaar.
‘Laten we maar op de vaccinaties overgaan,’ besluit ze op een toon alsof er ook niet veel aan hem te beleven valt.
Zo zwijgzaam als mijn zoon was tijdens het onderzoek, zo hard schreeuwt hij het uit als ze in zijn armpjes prikt. De tranen stromen over zijn wangen.
Met moeite weet ik die van mijzelf te bedwingen als ik zijn verdrietige lijfje tegen me aanhoud.
‘Fijne dag nog,’ roept ze ons na als we de spreekkamer weer verlaten.
Het wordt een hele worsteling om hem weer aan te kleden. Hij gaat afwisselend staan en zitten onder begeleiding van zijn hartverscheurende gehuil. Ik doe zijn broekje over zijn niet dichtgeknoopte rompertje aan. Verdorie, twee benen in één broekspijp.
De assistente doet alsof ze niets in de gaten heeft.
In de buggy wil hij ook niet. Dit is geen doen.
Met een half aangekleed kind op de ene arm duw ik met mijn andere hand de buggy voor me uit. Zonder om te kijken zeg ik de assistente gedag.
Halverwege naar huis leg ik hem alsnog in de buggy waarin hij vrijwel meteen in slaap valt.
Pff, voorlopig zijn we er weer vanaf, mannetje.
Bella is de moeder van Andi (1)