Wedijver

Bella Gezin

Toen ik in één keer voor mijn rijbewijs slaagde, was het eerste wat mensen vroegen: ‘Hoeveel rijlessen heb je gehad?’ Ik had bijna een jaar gelest, zij korter. Toen mijn vriend en ik ons huis hadden gekocht, kregen we de vraag of we met of zonder aankoopmakelaar hadden onderhandeld. Wij met, zij zonder.

Nu ik moeder ben, lijkt deze wedijver alleen maar erger geworden: Hoeveel kilo ben je aangekomen tijdens de zwangerschap? En hoe lang heb je er over gedaan om die zwangerschapskilo’s kwijt te raken? Heb je borstvoeding gegeven? Zo ja, hoe lang? Want je ‘mag’ vooral niet te kort, maar ook zeker niet te lang borstvoeding geven.

Maar de meest gestelde vraag blijft toch wel: ‘Wat kan hij al?’
Deze vraag kan uit pure belangstelling worden gesteld, maar wordt vaak gesteld om te kunnen pochen over het eigen kind: ‘Mijn kind kan al…’

Er zijn ook mensen die het presteren om maanden te vroeg naar allerlei grootse motorische ontwikkelingen te informeren. Zo vroeg een collega (die nota bene zelf kinderen heeft) me toen mijn zoon amper zes maanden oud was, of hij al liep.

‘Wat kan hij al?’ vraagt ook een kennis steevast aan me. Onze kinderen schelen een paar maanden dus mijn zoon kan automatisch meer dan die van haar. Geen wedijver, zou je denken. Maar het tegendeel blijkt.

‘Hij kan ook al zitten,’ vertelde ze een paar maanden geleden trots op de verjaardag van een wederzijdse vriendin als ze mijn zoon kaarsrecht op het speelkleed ziet zitten. Met een zwaai plantte ze haar zoon pal voor die van mij om dit te illustreren. Met één hand hield zij haar als een plumpudding in elkaar gezakte zoon vast en met haar andere hand bouwde ze een barricade van kussens om de arme jongen heen. Toen ze haar hand wegtrok, viel haar zoon meteen als een lappenpop op zijn zij in de kussens.
‘Zo kan hij oefenen met vallen,’ legde ze uit.
Mijn zoon was ondertussen op zijn buik gaan liggen en tijgerde gretig naar zijn favoriete hotspot in de woonkamer van mijn vriendin, het televisiekastje met glazen deurtjes waarin hij zichzelf kan zien.

‘Hij kruipt nog niet, hè?’ merkte de kennis op.
Mijn zoon lachte zijn vier tanden naar zichzelf bloot en brabbelde iets wat op zijn naam lijkt.
‘Maar ja, soms slaan ze het kruipen over, hè?’ zei ze op geruststellende toon.

Mijn buurvrouw pakt het subtieler aan. Als ik haar tegenkom, laat zij haar dochter haar complete repertoire aan kunstjes opvoeren. Een hele voorstelling wordt op commando opgevoerd.

Ik vraag me af of ik verondersteld word om hetzelfde met mijn zoon te doen. Natuurlijk ben ik trots als hij weer iets nieuws kan, maar ik ga toch echt liever met hem naar het Dolfinarium dan dat ik hem zelf als een dolfijn aan het werk zet.

Bella is de moeder van Andi (1)